Hoe gaat het met Ton Calis (86)?
Corona kan Ton Calis niet weerhouden van mantelzorgen rond de Oude Renbaan
Meneer Calis zit thuis op de bank met zijn hond
Hij zoekt het niet op, corona, maar de hond van de achterburen moet tóch uitgelaten worden! En ook zijn buurvrouw heeft dagelijks hulp nodig. Dus corona of niet, stoppen met mantelzorgen voor zijn buurtgenoten op en rond de Oude Renbaan in Blaricum is gewoon onmogelijk. Ton Calis is van het type ‘niet zeuren maar doorgaan.’ Met de paplepel ingegoten. Moeder Calis had TBC, vader runde de slagerij in Laren, naast het huidige Loetje. “Waar nu de fietsenwinkel zit”.
‘Stoppen’ stond thuis niet in het woordenboek, alleen ‘doorgaan’. Hij kwakkelt zelf ook, maar ja, op zijn leeftijd, wie niet.
Slagerszoon Ton werd geen slager maar kok. Pannenkoekenhuis in Lage Vuursche, Snackbar Beo aan het Brinklaantje in Laren, Broodje Pouw in Hilversum. “Altijd in de horeca”. Tot zijn zeventigste, inmiddels is hij 86 en sinds twee jaar weduwnaar. Samen met zijn Marian, in Blaricum beter bekend als ‘het Melkmeisje’, zorgde hij ook al voor hun oudere buurtgenoten. Daar is hij mee doorgegaan, ook nu, in coronatijd. Afgelopen weekeinde kregen ze zijn zelfgemaakte erwtensoep.
Thuis op de bank, met zijn Roemeense zwerfhond Blanca naast zich, brengt de vraag over het leven tijdens corona aardig wat opwinding teweeg. “Ik snap niet dat iedereen elkaar zo bang maakt. Er hangt een sfeer van ’40-’45, onvoorstelbaar. En wie moet je nog geloven in de regering! Grapperhaus had de eer aan zichzelf moeten houden. En Rutte blijft onvoorwaardelijk achter hem staan. Die minister De Jonge van gezondheidszorg; dat is de broer van Sneeuwwitje, met zijn blauwe schoentjes. Tuurlijk, je moet wel voorzichtig zijn, dat geldt ook voor jongeren; ga niet zuipen met een groep, maar waarom bang maken? Waarom dat overdrevene?”
“Ik zie een vrouwtje achteruit lopen omdat mensen te dicht bij haar komen. Doe gewoon. Straks val je met dat achteruit lopen en breek je je heup. Bij de Tafelberg hadden vrouwen coffee to go gehaald, wat stoeltjes van het terras gepakt, die omgedraaid en waren gaat zitten met hun koffie. Alle drie een bekeuring. Doe normaal.” Nogmaals, hij oekt het zelf niet op, maar is er ook niet angstig voor. “Ook niet als ik het krijg hoor. Ik eet goed en neem mijn vitamines: B, C en D. Altijd gedaan, ook toen ik in de horeca stond. Ik begon ’s morgens om tien uur en dan door tot ’s nachts vier uur.”
Zijn hart bloedt voor de horeca. “Die gaat helemaal naar de knoppen. Maar eigenlijk gaat ieder bedrijf me aan het hart.” En dan die mondkapjes. Stond ie laatst in het dorp zonder mondkapje voor parfumerie & drogisterij MOOI. “Hé, waar is je mondkapje, riep iemand. Heb ik niet, maar ik heb wel net een schone onderbroek aangedaan.” Vond ie wel spitsvondig. Vonden ze in de winkel trouwens ook. Het was nog geen december.
En de toekomst? “De overbuurvrouw zegt iedere ochtend: ik heb er weer een dag bijgekregen. Mooie instelling toch! Ik kan vanuit mijn bed precies haar badkamerraam zien. Als het licht er lang blijft branden, ga ik even kijken.”