Mevrouw Linschoten 100 jaar
Burgemeester Joan de Zwart-Bloch bracht op 27 juni een felicitatiebezoek aan de 100-jarige mevrouw Aagje Linschoten.
27 juni 1920 wordt Aagje Raman als oudste van 5 kinderen in Amsterdam geboren. Zij groeit op in Tuindorp Oostzaan, dat na de Eerste Wereldoorlog in de verre polders van Amsterdam-Noord door de stad gebouwd werd om de woningnood onder de arbeiders in Amsterdam te lenigen.
Zij denkt met plezier terug aan haar schooltijd en het polderlandschap. Ook neemt zij hier de rode draad in haar leven op. Eerst als lid bij de Pieter Jellen, de jeugdafdeling van de Arbeiderssportbond, en later dan als lid van de Arbeiders Jeugd Centrale. Tot de dag van vandaag is zij politiek en cultureel geïnteresseerd en wil ze zo onafhankelijk mogelijk zijn.Na haar schooltijd besluit ze naar Leeuwarden te gaan om stage te lopen in een verzorgingshuis. Aansluitend gaat ze naar het psychiatrische ziekenhuis Duin en Bosch bij Castricum, waar ze als verpleegkundige wordt gediplomeerd.
Tijdens haar opleiding in Duin en Bosch leert ze haar toekomstige man, Jan Linschoten, kennen. Zij trouwen in 1943. Nog in de oorlog wordt zoon Hans en na de oorlog zoon Wim geboren. Het laatste oorlogsjaar worden zij met de patiënten naar Warnsveld verlegd, waar zij dan tussen de Duitse en Canadese frontlinies de slag om Arnhem overleefden.
Weer terug in Duin en Bosch besluit het echtpaar in 1949 naar Amsterdam te verhuizen. Aagje gaat niet graag, ze mist het landleven. Maar het werk en de opleiding van Jan laat geen andere keuze. Zij krijgen een woning toegewezen in het eerste wooncomplex, dat na de oorlog in Amsterdam opgeleverd wordt. De luxe van een douche met warm en koud water verzoet het afscheid van Duin en Bosch een beetje.
In de magere jaren na de oorlog met een man in opleiding moet iedere cent 2 keer omgedraaid worden. Het belangrijkste is dat de zoons een goede opleiding krijgen. Als dan de portemonnee wat groter wordt, gaat het gezin tijdens de jaarlijkse vakanties naar Zwitserland.
Man Jan is graag wandelend in de bergen onderweg en zo vinden zij hun ideale plekje in het Kiental in Berner Oberland, waar zij meer dan 25 jaar regelmatig terugkomen. Ook voor Hans en Wim worden bergschoenen gekocht. En die verhuizen dan begin jaren 70 naar Zwitserland.
Vanaf deze tijd bestaat er voor Aagje en Jan geen ander buitenland meer. Na de pensionering van Jan in 1976 stappen ze in het voorjaar in de auto naar het Berner Oberland, zijn dan in de zomervakantie een paar weken thuis in Hoevelaken, waarnaar ze intussen verhuisd zijn. En aansluitend huren zij in de herfstmaanden een huisje in Novaggio in het Italiaanssprekende deel van Zwitserland.
Met de jaren wordt de autorit naar Zwitserland bezwaarlijker. Voortaan gaat de reis per trein en het oponthoud wordt korter. In de vrijgekomen tijd worden nu regelmatig busreizen ondernomen naar Italië, Spanje, Griekenland of Schotland. Thuis in Hoevelaken volgen vele wandelingen op de Veluwe.
In 2003 vieren zij hun 60-jarige huwelijk. Volkomen onverwacht overlijdt Jan nog hetzelfde jaar. Aagje is niet meer zo zeker ter been, het boodschappen doen is moeilijk geworden. Rob van der Horst komt nu wekelijks van Blaricum naar Hoevelaken om haar behulpzaam te zijn. Ook stelt hij het contact zeker met de zoons in Zwitserland.
Mettertijd is Aagje steeds meer aan huis gebonden, maar dankzij de ondersteuning van mantelzorger Rob en de thuiszorg kan ze nog lang in haar eigen woning blijven.
Sinds zij volledig op een rolstoel aangewezen is, heeft ze een nieuw thuis in de Torenhof gevonden. Zij neemt deel aan het familieleven van Rob en Corrie. Soms zegt zij weleens schalks:
Wie heeft ooit kunnen denken dat ik op mijn leeftijd nog een derde zoon zou krijgen.
Vaak is ze nog virtueel op reis in haar herinneringen en met plezier wordt gekeken naar televisiereportages over landen waar zij vroeger onderweg geweest is. De televisie, die haar nieuwe venster naar de wereld en de toekomst geworden is.