Maximumtarief op instellingscollegegeld zorgt voor toegankelijkheid hoger onderwijs
Voor Nederlandse studenten en studenten uit de EER komt er een maximum op de hoogte van het instellingscollegegeld.
Een maximum tarief maakt een tweede studie toegankelijker. Met deze nadere uitwerking van het wetsvoorstel Taal en Toegankelijkheid heeft de ministerraad ingestemd op voorstel van minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Tegelijkertijd komt er voor studenten van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) juist een minimumtarief dat instellingen moeten vragen als collegegeld. Met deze maatregel wordt zo veel mogelijk voorkomen dat de overheidsbekostiging die bedoeld is voor Nederlandse studenten, wordt gebruikt voor internationale studenten die dan tegen een laag collegegeld kunnen studeren. De hoogte van het maximumtarief voor Nederlandse en EER studenten komt gelijk te liggen aan de hoogte van het minimumtarief voor internationale studenten van buiten de EER.
Alle Nederlandse studenten en studenten van binnen de EER kunnen hun eerste studie altijd volgen tegen een lager tarief, het wettelijk collegegeld. Naast het wettelijk collegegeld hebben we in Nederland ook het instellingscollegegeld waarbij de instelling het bedrag bepaalt.
Het instellingscollegegeld geldt voor studenten die een tweede bachelor of master volgen na afronding van hun eerste opleiding en voor studenten van buiten de EER. De hoogte van het instellingscollegegeld wordt door de universiteit of hogeschool zelf bepaald en mag niet onder het wettelijk collegegeld liggen. Voor het instellingscollegegeld gaat nu dus een maximum tarief gelden voor Nederlandse studenten en studenten binnen de EER.
Het wetsvoorstel Taal en Toegankelijkheid is door de Tweede Kamer aangenomen en is ingediend bij de Eerste Kamer. Vooruitlopend op de behandeling in de Eerste Kamer wordt de regelgeving die hoort bij het wetsvoorstel alvast verder uitgewerkt.