Stikstofmethodiek voldoende maar verbeteringen nodig
De wetenschappelijke kwaliteit van de meet- en rekenmethodiek voor stikstof is voldoende.
De data, methoden en modellen die worden ingezet, zijn ook in internationaal perspectief, van voldoende (tot goede) kwaliteit. Dat meldt het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof in hun rapport dat vandaag is gepresenteerd aan minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit adviescollege werd opgericht nadat de onderbouwing voor het Nederlandse stikstofbeleid in het maatschappelijke en politieke debat ter discussie gesteld werd.
Voorzitter Leen Hordijk: “De werkwijze en modellen voor het berekenen van stikstof zijn doelgeschikt oftewel “fit for purpose”. Wel vinden we dat er verbeteringen nodig zijn om de wetenschappelijke kwaliteit van de meet- en rekenmethodiek voor emissies, verspreiding en depositie van stikstofverbindingen ook in de toekomst te garanderen en de onzekerheden te verkleinen. Zo wordt de kwaliteit van de uitkomsten vergroot door meer en frequenter te meten, door gebruik te maken van extra modellen en door naast grondwaarnemingen gebruik te maken van satellietgegevens. “
Operationele Prioritaire Stoffenmodel (OPS)
Het RIVM maakt gebruik van het OPS-model om de verspreiding van de stikstof te berekenen. Het model is daarvoor geschikt, zo vindt het adviescollege, zeker op lokale schaal. Wel zijn er systematische verschillen tussen modelresultaten en metingen. Daar wordt nu voor gecorrigeerd. Het is alleen beter om extra onderzoek naar de oorzaken daarvan te doen, en daarbij met meerdere modellen te werken en extra gegevens te gebruiken.
Sectorbijdrage
Het college heeft ook gekeken hoe de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden wordt berekend. Het adviescollege concludeert daarover dat de buitenlandse bijdrage mogelijk wordt onderschat. De relatieve verdeling van de bijdragen van de Nederlandse sectoren aan de depositie op natuurgebieden, zoals landbouw, industrie, verkeer, scheepvaart is voldoende onderbouwd.
Omringende landen
Het adviescollege heeft ten slotte gekeken hoe omringende landen omgaan met het meten en berekenen van stikstof. De onderzochte landen Denemarken, Duitsland en Vlaanderen gebruiken vergelijkbare methoden voor het vaststellen van de stikstofemissie. Ook de berekening van concentratie en depositie met modellen gebeurt op een vergelijkbare manier. Het beleid dat de landen voeren is wel anders.
Vervolg
Het adviescollege heeft vandaag de eerste fase van het onderzoek gepresenteerd. Dit onderzoek beantwoordt de vraag of er aanpassingen nodig zijn en zo ja op welke punten. In de tweede fase van het onderzoek komt het adviescollege met concrete voorstellen voor verbetering en kijken zij naar de rekentool AERIUS, dat wordt gebruikt bij de vergunningverlening.